Artikel: Doen wat werkt

  • door 245336873df7d51cc8508ac2eec6229a30d96759
  • 03 jun, 2020

Eerder verschenen in Remediaal. Vaktijdschrift voor Educational Needs in het VO en BVE  2020 – 2-3 

Doen wat werkt!
Over het proces van oplossingsgerichte begeleiding en coaching in het MBO 

Vindt u het goed als ik begin met u een vraag te stellen?
Wat heeft u vandaag allemaal gedaan wat goed voor u is? Denk daar even rustig over na. Het werkt misschien nog beter als u de vraag stelt in een gesprek met een ander. Dus bel uw partner, vraag een collega of degene die voor u staat in de rij bij de kassa: “Wat heb je vandaag allemaal gedaan wat goed voor je is?” Vaak ontstaat er een positief gesprek waarin de gesprekspartners elkaar uitdagen om na te denken over hun keuzes en overwegingen van die dag.
Nog even een vraag: Wat valt u op aan de formulering de vraag? Hij is duidelijk positief geformuleerd maar bovenal: suggestief. Je gaat ervan uit dat er positieve dingen zijn gebeurd, dat de persoon waarmee je in gesprek bent, dingen heeft kunnen doen die een goede uitwerking op hem of haar hadden.
Ik geef u dit als voorbeeld van één van de vragen waarmee we onze training Oplossingsgericht werken in het onderwijs beginnen.

Deze training is onderdeel van een leergang Oplossingsgericht werken binnen het ROC waarvoor ik werk. Naast de trainingen voor personeel organiseren we workshops, intervisiebijeenkomsten en coachingstrajecten en geven we trainingen aan onderwijsgroepen. En dat alles gericht op betere begeleiding van studenten en meer arbeidsvreugde bij de collega’s.
Coaching en begeleiding van studenten is al jaren onderwerp van gesprek en discussie binnen het onderwijs, zeker in het beroepsonderwijs. “We zijn een school, hè? Geen zorginstelling”, hoor je dan aan koffietafels en in werkplaatsen waar stoere mannen met eelt op hun handen en op hun ziel zich stoerder voordoen dan ze eigenlijk zijn. Allemaal willen ze het beste voor ‘hun’ studenten maar het lukt helaas nog niet altijd om de aansluiting met de studenten te krijgen (of te houden) die nodig is om hen succesvol te laten zijn. Wat kan leiden tot frustraties van beide kanten met soms als gevolg uitval van studenten maar ook van docenten.

Succes
Net als bij andere schoolsoorten halen ook de meeste studenten binnen het MBO gewoon de eindstreep en studeren verder of gaan aan het werk. Landelijke cijfers laten echter zien dat het percentage Voortijdig Schoolverlaters (VSV-ers) in het MBO op niveau 1 nog altijd zo rond de 23 % ligt. Op niveau 2 gaat het al een stuk beter met een landelijk percentage van 8,94% en op niveau 3 en 4 ligt dit op rond de 4 procent (Cijfers van duo over 2017-2018). Ter vergelijking: Het percentage VSV op het avo/vmbo ligt op ruim 19 % en van de studenten die in 2017 begonnen aan een HBO opleiding is 15,7% na 1 jaar uitgevallen.
Hierbij wel een aantekening: in de grote steden is de VSV over het algemeen een stuk hoger dan daarbuiten.

Wat kun je daarmee als onderwijsinstelling?
In 2009 deed de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) al onderzoek naar uitval van MBO-leerlingen. Aan dit onderzoek danken we de term ‘overbelaste studenten’: jongeren met een opeenstapeling van problematiek die wel kunnen en willen leren maar door verschillende oorzaken niet in staat zijn om dit voor elkaar te krijgen. Onder leiding van oud VVD-minister Winsemius publiceerden de onderzoekers van de WRR het rapport Vertrouwen in de school (https://www.wrr.nl/onderwerpen/schooluitval). En het maakte indruk. Er werd een beeld geschetst van veel jongeren met schulden, zonder vaste woon- of verblijfplaats of vergaande mantelzorgtaken. Een wereld vol huiselijk geweld, armoede en weinig steun uit de omgeving.
En toch was het een hoopvol document. Winsemius kwam ook met aanbevelingen voor de politiek en het onderwijs. Eén van die aanbevelingen was het vrijmaken van gelden voor extra begeleiding van studenten die meer nodig hebben dan af en toe een gesprek met hun mentor. Dit werd de PLUS-voorziening.

Bij het ROC van Amsterdam werd vervolgens gekeken op welke wijze de toegekende gelden het best ingezet konden worden. Voor studenten met heel zware problematiek (‘de zwaar overbelaste leerlingen’) bleek een aparte voorziening, met kleinere klassen en extra ondersteuning het beste te werken.
Al snel kwam men hier tot de ontdekking dat wanneer je studenten uit een groep haalt om ze in een ‘Time-out’-achtige setting op te vangen, je het risico op uitval eigenlijk vergroot. De overgang naar (weer) een andere groep waarin je dan weer je plek moet vinden om daarna weer terug te gaan naar de ‘eigen groep’ (die inmiddels natuurlijk ook veranderd is) levert extra stress op.
Vanuit dat inzicht ontstond een vorm waarbij ‘overbelaste’ studenten extra ondersteuning werd gegeven in hun eigen groep, gericht op de specifiek behoefte van deze student. Er werden coaches (z.g. PLUScoaches) aangesteld vanuit diverse achtergronden, soms naar specifieke behoefte uit de teams. Zo werd er bijvoorbeeld een actrice met leservaring aangenomen om ‘imago-lessen’ te geven: Hoe kom je over bij de mensen waarbij je een in huis installatie aan komt leggen? Kijk je mensen aan, wat zeg je bij binnenkomst, wat zegt je kleding over wie je bent of wie je wil zijn?
Bij een ander team vielen studenten vooral uit op gebrek aan technische ervaring en vaardigheden, De PLUScoach van dat team heeft een project opgezet om samen met studenten een tramwagon om te bouwen tot restaurant om zo een interne stage te hebben voordat de studenten de echte wereld in gaan.
In bijna alle teams was behoefte aan een coach op het gebied van plannen en organiseren. Eén van de PLUScoaches heeft zich bijvoorbeeld ingezet voor het maken van begeleidingsschema’s per student. Dit had als extra winst dat het ook voor mentoren makkelijker werd om studenten te begeleiden omdat het overzicht zo helder was. De rol van de PLUS coach is bij alle initiatieven om samen met de student positieve doelen te stellen en successen te vieren.
Op deze manier ontstond een diverse club aan mensen die voor extra coaching en ondersteuning zorgde. Wat we alleen nog misten was een gezamenlijke ‘begeleidingstaal’.

Oplossingsgericht werken
Pluscoaching was geboren. De coaches zijn nauw betrokken bij het team waarvoor zij werken, maken deel uit van dat team en zijn daardoor in staat om de behoefte en de handelingsverlegenheid van de docenten en mentoren te detecteren. Ze ondersteunen mentoren en zorgcoördinatoren en hebben vooral heel veel gesprekken met studenten.
Maar we hadden nog niet echt een gezamenlijke visie op de manier waarop we als PLUS-coaches studenten wilden begeleiden. En toen was er een hernieuwde kennismaking met The Solution Focussed Brief Therapy van Insoo Kim Berg en Steve De Shazer. Ik volgde de opleiding Master SEN en één van de topics was Oplossingsgericht werken als methodiek om te werken met kinderen met speciale begeleidingsbehoeftes. Dit hadden we nodig.
We hebben in eerste instantie mensen van buiten gevraagd om personeel te trainen. Dit ging erg goed maar al snel kregen we vraag naar een meer op het MBO gerichte training met voorbeelden en casuïstiek uit onze eigen dagelijkse schoolpraktijk.
Met drie collega’s zijn we toen trainingen en Mastertrainingen gaan volgen en hebben onze eigen Leergang Oplossingsgericht Weken in het onderwijs opgezet. We zijn zelf coaches gaan trainen in het zoeken
 naar krachtbronnen bij hun studenten, naar positieve uitzonderingen, naar coping mechanismen en vooral in het gezamenlijk creëren van een betere toekomst (uitgangspunten van de oplossingsgerichte benadering).
We merkten een omslag bij de mensen die we trainden van focus op hiaten naar aandacht voor kansen en complimenten. Dit straalde uit van PLUScoaches naar docenten en mentoren.

Inmiddels geven we training aan alle PLUScoaches binnen het ROC van Amsterdam maar ook aan mentoren, docenten en zorgcoördinatoren. We trainen ook hele teams waarbij we het bijvoorbeeld ook hebben over de krachtbronnen van het team: wat gaat er al goed en waar wil je meer van?
We maken trainingsfilmpjes met studenten van de media- en de theateropleidingen, organiseren intervisiebijeenkomsten en Masterclasses waarin we mensen die hun sporen hebben verdiend in de wereld van oplossingsgericht werken, zoals Caroline Beumers, Ben Furman en Louis Cauffman uitnodigen om hun visie met ons te delen.
Aannames

We willen graag hoopvolle inzichten aan docenten meegeven, die we met veel plezier lenen van collega’s.
Een vast onderdeel van onze training is aandacht voor de aannames uit het boek van Louis Cauffman en Dick J. van Dijk: Oplossingsgericht werken in het onderwijs.(https://www.oplossingsgerichtwerkeninhetonderwijs.nl)
In dit boek benoemen de schrijvers een aantal aannames waarvan ik denk dat die op een tegeltje van twee bij twee meter in alle docentenkamers zouden moeten hangen.
Ik neem er een paar met u door:
Totdat het tegendeel wordt aangetoond, geloven wij dat iedere student
• wil dat zijn ouders en docenten trots op hem/ haar zijn;
• het ouders, docenten en andere volwassenen bij voorkeur naar de zin maakt.

Natuurlijk wil een jongere zijn ouders trots maken maar hoe doe je dat?
In één van de trainingen die we hebben ontwikkeld voor studenten stellen we een vraag die we hebben geleend uit KidSkills van Ben Furman (www.benfurman.com): “Met wie ga jij je diploma vieren als je dat straks hebt behaald?” Een erg krachtige, hoopvolle vraag die soms erg lastig blijkt te beantwoorden voor onze doelgroep. Sommige studenten geven aan dat ze dat echt niet weten omdat ze nooit een diploma hebben gehaald. Anderen geven zelfs aan dat het “toch maar MBO is… Dat is toch niets om trots op te zijn?”
Hoe zou u daarop reageren als dat in uw klas zou gebeuren? Ik kom daar later op terug.

Totdat het tegendeel wordt aangetoond, geloven wij dat iedere student:
• zijn ontwikkelkansen optimaal wil benutten;
• erop uit is die dingen te leren die hem in staat stellen zich (beter) te handhaven in de samenleving;
• actief wil meedoen met anderen;
• bij de groep wil horen waarvan hij deel uitmaakt;
• gerespecteerd wil worden in alles wat hem/haar uniek maakt.

Studenten willen leren. Dit staat haaks op de mening die we tot voor kort nog wel eens van docenten hoorden: “Studenten zitten hier voor de studiefinanciering en lopen liever doelloos door de stad dan dat ze op school zitten.”

Casus
Een studente kwam bij me met een loopbaanvraag die al snel groter bleek dan alleen een twijfel over de opleiding die ze nu volgde. Er bleek heel veel meer aan de hand en ze had geen idee wat ze eigenlijk wilde. Zoals ik wel vaker doe vroeg ik haar mandaat om de wondervraag (in Vlaanderen zo mooi ‘de Mirakelvraag’) te stellen: “Stel je voor :je gaat vanavond slapen en als een wonder is morgenochtend het probleem waar je nu mee zit opgelost. Je weet het niet (je lag immers te slapen) maar wat zou […] het eerste zijn dat je merkt dat er is veranderd…?” Het antwoord kwam meteen, samen met een regenbui aan tranen: “Dan zou mijn vader er weer zijn!”
Ik wist niet dat haar vader was overleden en wist even niets anders te zeggen dan: “Ja, dat zou een prachtig wonder zijn.” (Een reactie trouwens die de bedenker van de wondervraag Steve De Shazer gaf aan een jongen in een rolstoel doe zo graag weer wilde lopen.)
Daarna herpakte ik me gelukkig en hebben we het gehad over haar vader en haar band met deze fantastische man. Ik stelde toen de vaag: Wat mis je het meest? Waarop ze vertelde dat hij altijd mee ging naar voetbal en aan de kant stond om haar aan te moedigen en dat ze na de wedstrijd altijd nog wat gingen drinken in de kantine. We hebben toen besproken of er iemand is die met haar mee zou kunnen gaan naar de wedstrijd en kwamen op haar broer. Ze heeft hem gevraagd en nu staat haar broer aan de kant op zaterdagochtend en drinken ze samen warme chocolademelk in de kantine en denken aan pappa….

Wat wij horen in de begeleidingsgesprekken en zien in de klassen is echter dat jongeren er bij willen horen en aan het
einde van de dag het idee willen hebben dat ze wat geleerd hebben. Ze willen trots zijn op hun werk, dat laten zien aan
hun ouders en vrienden. Trots zijn op een goed cijfer, een werkstuk of een mooie presentatie. Jongeren zijn sociaal
gemotiveerd. Niets is erger dan er niet bij mogen horen omdat je je boeken niet bij je hebt of de bus hebt gemist.
Wat we in de trainingen doen is benadrukken dat de studenten een belangrijke rol gaan spelen in de samenleving.
We geven ze mee dat de samenleving niet zonder beroepsonderwijs kan en dat het beroep dat zij aan het
leren zijn een beroep is waar ze trots op mogen zijn. Een automonteur houdt mijn auto op de weg, een metselaar
heeft mijn huis gebouwd en een doktersassistent helpt mee met de zorg voor corona patiënten. En we hameren
er bij de mentoren en docenten op dat ze die trots ook uitstralen naar elkaar, naar de studenten en naar hun
omgeving.

Even terug naar het begin van dit artikel. Wat heeft u vandaag gedaan wat goed voor u is?
Dat vragen uw studenten zich ook af aan het einde van de dag. Ik hoop dat ze dan in ieder geval bedenken: ik heb wat
geleerd!
En ik hoop dat u iets geleerd hebt door het lezen van dit artikel.

Ron

Toevoeging
De solution focused approach werd begin jaren tachtig van de vorig eeuw ontwikkeld door Steve de Shazer en Insoo Kim Berg. Vanuit het Brief Family Therapy Center in Milwaukee. Met als uitgangspunt het werk van Milton H. Erickson, ontstond een benadering van kortdurende praktische interventies. In Europa werd dit verder uitgewerkt door o.a. Louis Cauffman en Ben Furman.

Over de auteur
Ron van Achteren Is in 1984 afgestudeerd als Maatschappelijk werker en heeft 10 jaar als jongerenhulpverlener en coördinator gewerkt in Amsterdam. Sinds 1990 werkt hij in het onderwijs als docent, zorgcoördinator, loopbaanadviseur en opleidingsmanager.
Op dit moment is hij werkzaam als senior projectmanager, trainer en coach bij het ROC van Amsterdam. Daarnaast is hij eigenaar van Effect coaching en training in Amsterdam.
info@effectct.nl

door 245336873df7d51cc8508ac2eec6229a30d96759 18 oktober 2020

Grote snikken komen ons kantoor binnenrollen. Het is vier uur en voor een aantal studenten zit de schooldag erop.  De snikken zijn van K. een grote brede jongen die je niet aankijkt als je tegen hem praat.
Mijn collega kent K. goed en gaat meteen naar hem toe en zoekt een plekje waar ze even rustig (corona-veilig) kunnen gaan zitten. De paniek is enorm. Grote lange gierende ademteugen galmen door de dunne muurtjes. De collega komt het kantoor weer in voor een box tissues en een groot glas water. Terwijl hij langs me loopt zegt hij: “K. is zijn OV kwijt…”
Wat voor de meeste van ons niet meer oplevert dan flink balen en misschien een kleine vloek, is voor jongeren als K. een regelrechte ramp. Alles wat zeker was valt op zo’n moment weg en zoveel vragen die nu op een antwoord wachten schreeuwen om voorrang in zijn hoofd.
Als ik me iets later bij het gesprek voeg blijkt de ramp nog veel groter: ook de telefoon van K. is uitgevallen zodat hij zijn moeder niet kan bellen en de oplader ligt nog thuis op de keukentafel.
Na twee glazen water en veel begripvolle woorden van mijn collega wordt K. langzaam wat rustiger en kunnen we aan een oplossing gaan denken. Eerst maar even moeder bellen met de telefoon mijn collega. Moeder is weliswaar op haar werk maar de broer van K. is gelukkig wel bereikbaar. Dat komt eigenlijk wel goed uit want dan kan die het verhaal mooi aan moeder vertellen. K. is best bang voor de reactie van zijn moeder omdat het al de tweede keer is dat hij zijn OV kwijt is. Verdriet, angst, boosheid op zichzelf en schaamte naar zijn moeder en naar ons vormen een cocktail voor nog een extra portie tranen.

Gelukkig heb ik een anonieme OV-kaart bij me. Ik neem me al maanden voor om er een keer één op naam te laten maken maar dat komt er steeds niet van. Ik bied aan dat hij de kaart leent en hem dan de volgende dag weer mee naar school neemt. Vervelend is alleen dat er net te weinig saldo op zit om met de trein te reizen. We moeten dus voor een alternatief traject kiezen. En terwijl zijn telefoon aan de oplader van een andere collega wordt gehangen zoeken mijn collega en K. uit hoe je met de metro en de bus naar zijn huis komt.
Als alles geregeld is haalt K. opgelucht adem en er komt zelfs een kleine glimlach om zijn mond.
Als hij rustig achter een kopje thee zit te wachten tot zijn telefoon genoeg is opgeladen om het uit te houden tot K. thuis is vraag ik of hij nu iets voor mij wil doen. Ik ben net een hand-out aan het maken voor de training oplossingsgericht werken die ik de volgende dag ga geven aan collega’s van een ander college en ik vraag K. of hij de hand-out voor me wil printen, verzamelen en nieten.

Als hij even later de velletjes aan elkaar niet lost hij zichtbaar opgewekt zijn “schuld” in en gaat een kwartier later opgewekt naar huis. “Bedankt meester” zegt hij als hij bij de deur staat. “Bedankt voor het helpen K., app even als je thuis bent?” zeg ik en we gaan allebei met een goed gevoel naar huis.

door Ron van Achteren 11 oktober 2020

Doen wat werkt!
Over het proces van oplossingsgerichte begeleiding en coaching in het MBO ROC Amsterdam

Ga naar deze sway
Show More